Meetlocatie en uitdagingen

Weerstation Holsloot bevindt zich in een weidegebied in een rivierdalletje. Deze locatie brengt een aantal uitdagingen met zich mee waar in de opzet van het station rekening mee is gehouden.

Een locatie middenin een grote lege vlakte is zeer aantrekkelijk voor een weerstation. Maar het weerstation is niet de enige gebruiker van het gebied. De grond is in agrarisch gebruik zodat er vee en trekkers in de buurt kunnen komen. De bodemgesteldheid is van invloed op de verankering van instrumenten en de meetmast. Het gebied kan soms onder water lopen, er broeden weidevogels, er is laagvliegverkeer en ook moet er worden gedacht aan elektriciteit op twee heel verschillende manieren.

Vliegverkeer: laagvliegroute en heteluchtballonnen

  

Weerstation Holsloot bevindt zich in een corridor die voor Defensie als laagvliegroute is aangemerkt. Men oefent er met straaljagers en met laagvliegende apache’s. Het is verboden om kunstmatige objecten hoger dan 12 meter te plaatsen zonder vergunning. Een meetmast is per definitie tien meter hoog zodat een potentieel probleem nog juist wordt vermeden, maar in de praktijk zijn er Apache-helikopters laag genoeg over het gebied gevlogen om in botsing te kunnen komen met de meetmast.

Het grote lege gebied is ook in trek als landingsplek voor heteluchtballonnen. Die landen graag in grote velden met weinig schrikdraad, sloten of vee. Precies wat van toepassing is op deze vlakte.

  

Om de kans op problemen te verkleinen zijn er maatregelen genomen om de zichtbaarheid van de meetsite te vergroten. De meetmast roodwit verven is nog niet direct nodig, maar de mast is wel voorzien van obstakellampen. Overdag knippert er een wit strobe light en als de nacht valt brandt er een rode lamp. Om onnodige lichtvervuiling te voorkomen wordt het licht tussen 23.00 en 06.00 uur (buiten de toegestane vliegtijden voor VFR-vliegverkeer) uitgeschakeld door een tijdrelais.

Weidevogelbroedgebied

  

Het weerstation bevindt zich in een weidevogelbroedgebied. Weidevogels en een weerstation hebben geen last van elkaar, maar er is een gedeelde factor: roofvogels. Het is in het gebied niet toegestaan om permanente objecten op te stellen die hoger zijn dan een draadpaaltje en waarop een roofvogel een rustplaats kan vinden om vanaf daar te loeren op kuikens van weidevogels.

Om die reden zijn alle objecten hoger dan een meter voorzien van vogelwerende vertandingen. De meetmast, het zonnepaneel voor de stroomvoorziening, de rand van het dak van de weerhut en alle andere objecten die zich hoger dan een meter bevinden dragen allemaal vogelwerende vertandingen.

Agrarisch gebruik

Buiten het weidevogelseizoen kan er vee worden geweid en gras worden gemaaid in het land rondom het weerstation. Boerenzoons die met de cyclomaaier per ongeluk een tuikabel kappen moeten we niet hebben, zodat er zichtbaarheidsverhogende maatregelen en (voor in het uiterste geval) fysieke beschermingsmaatregelen zijn genomen. De ankerpunten van de tuien zijn met een roodwitte stalen buis gemarkeerd en de tuikabels zelf hebben roodwitte banden rondom de onderste anderhalve meter zodat ze sneller kunnen worden gezien. Ook de weerhut draagt drie rode banden om zijn poten.

  

Minder wenselijke gebruikers van de vlakte moeten ook op afstand gehouden worden. De meetsite kent een vorm van bewaking tegen ongenode gasten (uiteraard gaan we niet op details in) en juridisch is het ook verstandig om het terrein te voorzien van een geslotenverklaring comform Artikel 461.

Er blijven echter gebruikers over die daar geen boodschap aan hebben… omdat ze niet kunnen lezen. Dieren. Om problemen te voorkomen met dieren die in volle vaart dwars over het terrein kunnen rennen en achter de kabels/kabelgoten kunnen blijven hangen op plekken waar deze niet begraven kunnen worden of waar ze onder de systeemkast ingevoerd worden, is de doorgang tussen de weerhut en de omloop achter de meetmast geblokkeerd met een hekje.

Waterberging

  

Het rivierdal waarin het weerstation zich bevindt heeft een dubbelfunctie als noodwaterberging. In extreme gevallen kan het gebied wel een meter onder water lopen waardoor het weerstation opeens offshore staat. Op de foto hierboven uit 2007 (de eerste meetsite, toen nog zonder Hellmann of meetmast) valt het nog wel mee, maar in principe kan de hele vlakte vollopen.

Water heeft twee grote problemen: kortsluiting en schade door drijvende voorwerpen. Als de meetmast wordt geramd door losgeslagen hout of ander drijfpuin levert het bij objecten van normale omvang (pallets, boomstammetje, etc.) niet direct problemen op: er zit een railing omheen en de signaaldraden zitten binnenin de mast afgeschermd door het vakwerk en een stevige mantelbuis. De weerhut staat niet op een houten bok, maar op drie stalen poten die stevig in de grond zijn verankerd en die ook wel wat kunnen verdragen. Ook de tuikabels zijn zwaarder dan strikt noodzakelijk nodig zou zijn.

Om schade aan de elektra te voorkomen bevindt zich geen elektronica lager dan 1.20 meter. Bij inundatie zal de automatische regenmeting tijdelijk uitvallen: error overflow. Het is dan simpelweg afwachten tot het water weer is verdwenen. Andere metingen zullen tijdelijk onbetrouwbaar worden: de grasminimumthermometer is een waterdichte sensor en die zal dan tijdelijk de watertemperatuur aangeven (och, weer eens wat anders). Ook wordt de temperatuur- en zonmeting enigszins onbetrouwbaar: zon kan spiegelen op het water. Maar schade aan de apparatuur zou niet op moeten treden.

Geen elektriciteit, wel bliksem

 

Stroom is een lastige kwestie op het weerstation. Een verhaal van hollen of stilstaan. Het weerstation heeft geen netaansluiting. Daar zijn ook geen mogelijkheden voor. Data kan draadloos worden verstuurd, maar elektriciteit niet. De stroomvoorziening is daarom geregeld met een zonnepaneel en een accu. Voor de liefhebbers draait de installatie dus ook op groene stroom.

Toch is er wel degelijk stroom uit externe bron, maar dan wel een heel enthousiaste vorm: bliksem. Diverse collega’s zoals Weerstation Losser hebben al eens een oplawaai op het weerstation gehad met alle gevolgen van dien. Zij bevinden zich nog in de bebouwde omgeving, meestal met de windmeter aan een stalen buis aan de schoorsteen. Weerstation Holsloot is van een wat andere categorie: een tien meter hoge stalen mast middenin in het vrije veld. Een blikseminslag is een kwestie van niet óf, maar wanneer.

Een inslag voorkom je niet, dus moet de kans op schade van tevoren zoveel mogelijk beperkt worden. Lange kabels beschikken over smoorspoelen om inductiepulsen zo goed mogelijk te blokkeren. Het elektrisch systeem is volledig gesloten: ondanks het DC-systeem wordt het mastlichaam niet als massa (minpool) gebruikt. Aan de bovenzijde van de meetmast zit een bliksempiek die zo aantrekkelijk mogelijk is om een bliksem bij voorkeur in de stalen mast zelf te laten inslaan in plaats van in de sensors op tien meter hoogte of in de obstakellampen. De meetmast zelf is laagohmig geaard tot in het grondwater.

Bij kleine inslagen zal dit waarschijnlijk een deel van de apparatuur beschermen. Maar bij de echte zware inslagen (van die joekels waar een lading van 100 tot 300 kA overheen loopt en die een enorme knal geven) maakt het weinig kans. Tegen dat soort geweld is niets opgewassen, zodat dan alleen een handje schudden met Thor resteert (’touché’) plus een calamiteitenpot om apparatuur te kunnen vervangen.